Kinderpsychiater Harry van Leeuwen

‘Iedere ouder maakt fouten, dat is helemaal niet erg’

Is een goede start het halve werk? Kun je als ouder een kind verpesten? Kinderpsychiater Harry van Leeuwen: ‘Geluk en toeval zijn begrippen waar we te weinig rekening mee houden. Ik denk dat het ouders zou helpen, om meer te denken: soms heb je pech, soms geluk.’

“Weet je waarom ik zo graag met kinderen werk? Omdat je bij kinderen nog iets kunt beïnvloeden.’ Kinderpsychiater Harrie van Leeuwen zegt het aarzelend. Want als er iets is dat hij in zijn lange loopbaan heeft geleerd, is het dat genen, geluk en toeval een grotere rol spelen in kinderlevens dan we vaak willen toegeven. Daarom heeft hij zo’n hekel aan politici die direct naar ouders wijzen als het over onhandelbare kinderen gaat. ‘Was het maar zo eenvoudig. Dan zou moeilijk gedrag als sneeuw voor de zon verdwijnen met een rijtje opvoedtips.’

Ook in de kinderpsychiatrie was het lange tijd gebruikelijk om problemen van kinderen te herleiden tot het gedrag van de ouders. Een autistisch kind? De oorzaak zou wel bij een afstandelijke moeder- de ‘ijskastmoeder’ – liggen. Schizofrenie ontstond zogenaamd omdat de moeder tegenstrijdige boodschappen gaf.

‘Levensgevaarlijke etiketten’, zegt Van Leeuwen. ‘Wat is een ijskastmoeder? Die kun je niet aanwijzen. We weten nu dat ouders op het ene kind anders reageren dan op het andere. Die interactie is vele malen complexer dan vroeger werd gedacht. Ouders moeten  vooral niet denken dat het voornamelijk aan hen ligt als ze een ingewikkeld kind hebben.’

Is het idee dat je een kind in de eerste levensjaren kan verpesten achterhaald?

‘Nee, daar heb ik vele schrijnende voorbeelden van gezien: verwaarloosde kinderen, kinderen die door hun ouders misbruikt zijn. Sommigen verliezen al op jonge leeftijd alle vertrouwen in volwassenen. Dat zijn de kinderen die wij het moeilijkst vinden. Ze gooien de kont tegen de krib, ze moeten je niet. Hun gedrag is zo moeilijk dat je niet weet of je het kan bijslijpen, zodat het hanteerbaar wordt. Kunnen ze ooit terug naar huis of vinden we een pleeggezin? Zonder dat perspectief gaat behandeling ook niet lukken. Het risico is dat ze als een hete aardappel doorgeschoven worden van de ene instelling naar de andere. Daar kan ik wakker van liggen, dat we daar nog steeds geen goede oplossing voor hebben gevonden.’

En als dat vertrouwen in volwassenen er ondanks nare ervaringen nog wel is?

‘Nare ervaringen in de kindertijd kunnen het stresssysteem levenslang beïnvloeden. De kans dat je als volwassene gezondheidsproblemen krijgt is veel groter, dan wanneer je liefdevol bent opgevoed. Dan heb je het over statistische gegevens. Het is veel moeilijker om bij een individueel kind te zeggen: hoe komt hij of zij eruit? Kinderpsychiaters kunnen dingen vaak goed achteraf verklaren. Maar we zijn slechte voorspellers. Er is een aardig boekje over de kindertijd van Amerikaanse presidenten. Een flink aantal heeft een extreem ongunstige voorgeschiedenis van verwaarlozing en mishandeling. Er zijn dus ook kinderen die over zoveel veerkracht beschikken dat ze er juist sterker uit komen.’

Is dat een kwestie van erfelijke aanleg?

‘Voor een deel wel. Dat hangt onder andere af het temperament, waarmee je geboren wordt. Het ene kind heeft een heftig temperament, waardoor het gauw van slag is. Anderen zitten steviger in elkaar. Die kunnen anticiperen op wat er gaat gebeuren en hun tactiek aanpassen. Je ziet dat al bij hele jonge kinderen: de een kijkt de kat uit de boom, de ander stuitert overal op af. Zo’n stuiterbal loopt meer risico afgewezen te worden. In die zin kun je beter een sloom kind hebben. Al heeft dat ook nadelen: zo’n kind doet minder nieuwe, leerzame ervaringen op.’

Maar het ligt toch niet alleen aan de genen?

‘Nee, het scheelt als een kind iemand in de omgeving heeft waar het terecht kan. Dat hoeft niet altijd de ouder te zijn; ook een oom, oma of leerkracht kan die rol vervullen. Zorgen voor anderen is ook een beschermende factor. Er wordt altijd gedacht dat het slecht is als jonge kinderen voor hun broertjes en zusjes moeten zorgen. Maar als dat goed gaat en ze er waardering voor krijgen, kan het kinderen juist heel sterk maken.’

Maakt het bij kinderen met een moeilijk temperament veel uit hoe de ouders daarmee omgaan?

‘Sommige van die kinderen ontwikkelen later een psychiatrische aandoening. Dat heeft vaak ook te maken met wat er in hun omgeving gebeurt. Zo weten we dat de manier waarop ouders met de angsten van hun kind omgaan een belangrijke factor is in het instandhouden van een angststoornis. Maar angstige kinderen lokken overbeschermend gedrag uit. Zo kunnen ouders onbedoeld bij hun bange kind het beeld voeden van een gevaarlijke wereld. Terwijl ze hun andere kinderen juist stimuleren om nieuwe dingen te doen. Door ouders uit te leggen hoe dat werkt, kunnen ze leren daarmee om te gaan. Maar ik zal nooit zeggen dat ouders de oorzaak zijn van de stoornis van hun kind. Je moet niet onderschatten wat het betekent om een ingewikkeld kind te hebben. Een kind waar je vijf keer per nacht je bed voor uit moeten en dat de hele winkel bij elkaar krijst, zodat je schaamt voor je eigen kind. Dat je dan uit je slof schiet is begrijpelijk. Maar het lastige is dat je kind daar ook weer op reageert.’

Ziet u veel zelfverwijt of schuldgevoel bij ouders?

‘Ja, dat ligt altijd op de loer. Wij behandelen hier meisjes die zichzelf uithongeren of snijden. Meisjes van 13, 14 jaar, die er leuk uit zien, vaak goed kunnen leren, creatief zijn. De vraag die de meeste ouders stellen is: wat heb ik fout gedaan? Ik zou dat ook hebben: had ik het niet eerder kunnen zien? Heb ik het misschien wel gezien, maar niet durven toegeven? Je eerste reactie is: hou daar in godsnaam mee op. Die benadering leidt tot enorme strijd. Een machteloos makende ziekte voor ouders, echt verschrikkelijk.’

Begrijpt u waarom die meisjes ineens al hun energie steken in het kapot maken van zichzelf?

‘Soms is het een uiting van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Dat ziektebeeld kan ontstaan door een akelige ervaring als verkrachting of mishandeling. Maar vaak is dat niet aan de orde. Deze meisjes zijn ook lang niet altijd somber. Ze hebben een soort innerlijke drang om zichzelf iets aan te doen. Er zit ook iets van besmetting in, ze kopiëren het gedrag van anderen. Soms gaat het vanzelf over. Dit zijn van die ziektes waar we wel namen voor hebben, maar die we eigenlijk niet begrijpen. We hebben tegenwoordig wel een goede behandeling, waarbij deze meisjes van huis uit in dagbehandeling zijn. We weten dat opname in een kliniek de problemen kan verergeren, maar voor ouders is dat soms heel moeilijk te begrijpen. Als ze hun dochter in de badcel met een pak scheermesjes aantreffen, vragen ze terecht: “Waarom kunnen jullie haar niet tegen zichzelf beschermen?”. Een groot dilemma.’

Betekent ‘goede behandeling’ dat die meisjes weer beter worden?

Grofweg kun je zeggen dat een derde er vanaf komt, bij een derde zie je duidelijke verbetering en bij een derde zien we geen resultaat. Dat geldt voor veel psychiatrische ziektes van kinderen: angststoornissen, trauma’s, gedragsproblemen. Gelukkig zijn er soms weer andere behandelingen voor kinderen die niet gunstig reageren. En bij sommige aandoeningen, zoals borderline, verminderen de problemen spontaan op oudere leeftijd.

Een kinderarts kan zeggen: je oorontsteking is genezen. Maar u weet niet hoe uw patientjes functioneren als ze twintig zijn.

‘Er kan zoveel gebeuren in een leven, dat hebben wij godzijdank niet in de hand. Soms krijgt de moeder een aardige nieuwe partner. Of een kind komt in een leuke klas, waar het opbloeit. Het omgekeerde kan ook gebeuren. Geluk en toeval zijn begrippen waar we te weinig rekening mee houden. Ik denk dat het ouders zou helpen, om meer te denken: soms heb je pech, soms geluk.’

Het kan toch geen kwaad om je als ouder af te vragen of je de opvoeding goed aanpakt?

‘Natuurlijk niet, zolang je maar uit de buurt blijft van de schuldvraag. Iedere ouder maakt fouten, dat is helemaal niet erg. Soms ben je onredelijk of grof. Je zegt “zeur niet”, terwijl je er later achter komt dat je kind echt ergens mee zat. Behandelaars doen dat ook. Soms zeggen kinderen in een therapie wel twintig keer iets, waar je geen aandacht aan schenkt. Bij de 21ste keer denk je : verrek, dat ik dat niet eerder heb opgemerkt! Het meest extreme voorbeeld maakte ik mee als psychiater in opleiding.  Voor mijn deur lag een meisje van 16, dat de hele dag gilde: ” ik wil naar huis”. Ik kon bijna geen gesprekken meer voeren. Ik ging haar opvoeden: je moet op een stoel in je kamer zitten. Na een maand dacht ik ineens: ik heb nooit gereageerd op wat ze zegt. Ik riep haar binnen: “Zoals je nu doet kan het eigenlijk niet, maar zullen we eens kijken of je een weekend naar huis kan?” Ze knapte enorm op. Binnen de kortste keren kon ze met ontslag.’

Heeft uw vak u geholpen bij de opvoeding van uw eigen kinderen?

‘Mijn kinderen hebben zich goed ontwikkeld, maar dat komt niet omdat ik zo’n uitstekende opvoeder ben. Ik heb ze verwend en teveel beschermd ook, denk ik. Mijn valkuil is dat ik, als ze met smoesjes of  “ja-maren” komen, toch weer ga zitten luisteren. Een goede opvoeder had allang gezegd: “heb je niet gehoord dat het nee was?” Ik heb geluk dat ik drie lieve meiden heb, die goed luisteren zonder dat ik ingewikkelde toeren hoef uit te halen. Ik weet niet of ik streng genoeg zou kunnen zijn als ik drie stuiterballen van jongens had gehad. Ik vrees eigenlijk van niet.’

Ditty Eimers

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard en wil je jouw waardering laten blijken? Dat kan!

Waardeer je mijn journalistieke werk?

Doneer en help de onafhankelijke journalistiek.

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard en wil je jouw waardering laten blijken?

Dat kan! Door een bijdrage help je me om dit soort artikelen te blijven schrijven.

Contact