Groente en fruit uit Afrika

Afrika in het groenteschap

Ontwikkelingslanden zijn ruim vertegenwoordigd in het groenteschap van de supermarkt. Worden ze er in Afrika beter van als wij hun peulen en asperges consumeren? 

Sperziebonen komen tegenwoordig net zo makkelijk uit Egypte als uit het Westland. Wie een rondje maakt langs het groenteschap van de supermarkt telt meer dan dertig herkomstlanden, waaronder opvallend veel ontwikkelingslanden. De cherrytomaatjes komen uit Senegal, asperges uit Peru en babymaïs uit Thailand. Ook exotisch fruit is ongekend populair. De mango is na de banaan de meest verhandelde tropische vrucht ter wereld. “Die wordt gewoon in bulk aangevoerd”, zegt Gé Happe, manager groente en fruit van Albert Heijn. “De klant is koning. Als die asperges wil eten in de winter en kersen in de herfst, zorgen we daarvoor.” Dus reizen de inkopers van Albert Heijn, Super de Boer en C1000 en importeurs als The Greenery steeds vaker naar Afrika, Azië en Latijns Amerika.

Nederland, een van de grootste Europese importeurs, haalt inmiddels 55 procent van het fruit en 13 procent van de groente uit ontwikkelingslanden. Een van de koplopers is Kenia. Dat land levert het hele jaar door peulen, sugar snaps en haricots verts. Senegal levert vooral cherrytomaten en boontjes als het hier winter is. Terwijl Afrika zich langzaam ontwikkelt als groentetuin van winters Europa, komt ons fruit steeds vaker uit Latijns-Amerika en Zuid-Afrika. Chili, Argentinië en Brazilië zijn hoofdrolspelers. Chileense appelboeren hebben de Belgische concurrentie inmiddels verslagen en zijn na Frankrijk onze belangrijkste appelleveranciers. Op hun beurt houden zij hun hart vast voor China. Gigant China is goed voor zestig procent van ‘s werelds groente- en fruitproductie. Maar behalve in witte netjes verpakte Fuji appels, ligt in de supermarkt nog geen Chinese groente en fruit. Dat zal snel veranderen, voorspellen importeurs. China is hard bezig de kwaliteit van de productie op te schroeven, zodat die voldoet aan Europese eisen.

Lucratieve export

Worden ze er in Afrika beter van als wij hun peulen en tomaten kopen? “Uiteraard”, zegt André de Jager van het Landbouw Economisch Instituut van Wageningen Universiteit. Hij doet onderzoek naar de tuinbouwsector in Afrika. “Produceren voor de export is wat Afrikaanse boeren het liefste willen. Ze hebben geld nodig om spullen te kopen en hun kinderen naar school te sturen Aan maïs en bonen valt geen droog brood te verdienen.” Tuinbouw staat in de top vier van sectoren met de grootste bijdrage aan buitenlandse deviezen. De export van fruit en groente levert een land zoveel op, dat het economisch voordeliger is om voedingsgewassen als graan en maïs in te voeren, dan zelf te verbouwen. De Jager noemt Kenia, waar de lucratieve tuinbouwexport bijna 300 miljoen euro per jaar in het laatje brengt.. De Jager: “Exporttuinbouw is een motor voor economische vooruitgang, die voor meer investeringen op het platteland zorgt. In Kenia biedt de sector werkgelegenheid aan veel kleine boeren, aan arbeiders bij grote bedrijven en in de verpakkingsindustrie.”

Niet iedereen is overtuigd van de zegeningen. Eelco Fortuijn van FairFood stelt dat vooral grote commerciële boeren en supermarkten aan de export verdienen. Hij vindt het zorgwekkend dat de exporttuinbouw een steeds groter deel van de vruchtbare grond in arme landen in beslag neemt. “Steeds vaker hoor je dat te weinig grond over blijft om voedsel te verbouwen. In Noord-Oost Brazilië, waar veel sinaasappels vandaan komen, is sprake van ondervoeding en drinkwaterschaarste, net als in delen van Kenia.”

Moet een gemiddelde Keniaan maar afwachten of hij zijn maag gevuld krijgt, omdat wij zonodig peulen moeten eten in februari? De Jager vindt dat een verkeerde voorstelling van zaken. “In Kenia is nauwelijks verdringing door de tuinbouw. Het voedseltekort in droge gebieden is een intern verdelingsprobleem. Kenia heeft zijn maïsproductie gewoon niet goed op orde.”

Supermarktmacht

Sanne van der Wal van onderzoeksbureau SOMO wijst op de groeiende invloed van supermarkten. “In Nederland hebben vier grote supermarktketens ruim 50 procent van de handel in vers fruit en groente in handen. Dat betekent veel macht om de inkoopprijs te bepalen.” In een rapport van Oxfam staat beschreven hoe Engelse supermarkten de prijzenoorlog doorberekenen aan eigenaren van fruitboerderijen in Zuid-Afrika. Van der Wal: “Ondertussen stellen ze steeds hogere productie-eisen aan producenten.”

Gé Happe beaamt dat de eisen hoog zijn: “Zien we op maandag dat we in plaats van duizend, twaalfhonderd dozen sperziebonen verkopen, dan gaat nog dezelfde dag een bericht naar onze leverancier in Egypte. Die moet in staat zijn om de volgende dag extra voorraad te leveren. Lang niet ieder bedrijf is daartoe in staat.”

Naast logistieke eisen gaat het de detailhandel vooral om voedselveiligheid. “We willen zeker weten dat onze leverancier zijn groente niet twee weken ergens opslaat, “zegt Happe. Om daar beter zicht op te krijgen, doet hij het liefst direct zaken met de producent. Albert Heijn heeft, net als veel andere supermarkten, de tussenhandel uitgeschakeld en werkt alleen nog met grote producenten. Soms betrekken die een deel van hun productie wel van kleine boeren.

Door deze trend en de invoering van een kwaliteitscertificaat – EurepGap- door Europese supermarkten, dreigen kleine boeren uit ontwikkelingslanden buiten de boot te vallen. EurepGAP omschrijft voor ieder product nauwkeurig aan welke hygiënische en milieueisen de producent moet voldoen. Ook arbeidsomstandigheden tellen mee, maar zijn geen topprioriteit.

“Een eerste audit door Europese controleurs kost zo’n tweeduizend euro. Onbetaalbaar voor een boer met een halve hectare”, zegt De Jager. “Boeren moeten ook precies bijhouden welke bestrijdingsmiddelen en meststoffen ze gebruiken. Behoorlijk ingewikkeld voor mensen die niet gewend zijn te lezen en te schrijven.” En dan zijn er nog typisch Europese eisen als: iedere boer moet een telefoonaansluiting hebben om een ambulance te kunnen waarschuwen in geval van vergiftiging. De Jager: “Absurd, in Afrika is het handiger als je een pick-up hebt om iemand naar het ziekenhuis te brengen.”

Toch is er sinds de invoering van EurepGap in 2003 wel iets veranderd, zegt De Jager. De supermarkten zijn niet ongevoelig voor de kritiek, onder andere van minister van Ardenne, dat het systeem te hoge barrières voor kleine boeren in arme landen opwerpt. “De baas van EurepGap heeft aangekondigd dat hij de regels aan wil passen aan lokale omstandigheden. Dat betekent bijvoorbeeld dat in plaats van schoon leidingwater iedere bron van schoon drinkwater acceptabel is. Zo wordt het iets makkelijker om te certificeren.” Verder verstrekken steeds meer organisaties, waaronder Care en ICCO, krediet aan kleine boeren die zich willen certificeren. Op diverse plekken zijn consultants aan de slag om hen te trainen. Samenwerking is het parool. Willen boeren dat wel? “Ze moeten wel, anders maken ze geen schijn van kans om ooit de begeerde exportstatus te verwerven”, meent De Jager.

Proefproject

Ook Nederlandse supermarkten zijn geschrokken van het onbedoelde effect van EurepGap. Albert Heijn maakt kleine ananaskwekers in Ghana wegwijs in de wereld van EurepGap. En de ministeries van Buitenlandse Zaken, Landbouw en supermarktvereniging CBL zijn in april een proefproject gestart om vijfhonderd Keniase en tweehonderd Senegalese peulenproducenten te helpen om aan de eisen van EurepGap te voldoen. Het is de bedoeling dat ze binnen drie jaar het exportcertificaat op zak hebben. Inkoopketen Superunie (Plusmarkt o.a.) en groothandel The Greenery geven een afnamegarantie aan de deelnemers.

“We willen een methode ontwikkelen waar ook andere kleine producenten baat bij hebben “, zegt Bert Vermaat van Buitenlandse Zaken. “Ook hopen we dat er een lokale markt van certificeerders ontstaat. Nu worden de controleurs uit Europa ingevlogen. Met lokale mensen wordt certificering stukken goedkoper.”

Het mes van betere toegang tot EurepGap snijdt aan twee kanten. Want ook in eigen land worden kwaliteit en veiligheid belangrijker. In sommige Afrikaanse landen, maar meer nog in Latijns-Amerika en Azië, groeit de middenklasse en zijn supermarkten en hotels sterk in opkomst. Ze stellen hogere eisen dan de traditionele markt op de hoek van de straat. De Wageningse ketenspecialist Sietze Vellema, die onderzoek doet in Azië, vindt dat een positieve ontwikkeling. “De opkomst van alternatieve marktkanalen stelt boeren in staat een concurrentiestrategie te ontwikkelen. Als ze alleen leveren aan de Europese supermarkt, is hun onderhandelingspositie zwak. Boeren moeten strategisch leren denken. Dat gaat verder dan alle aandacht richten op exporteisen.” Produceren voor de exportmarkt is niet zaligmakend, zegt hij. “Een boer kan ook zeggen: ik heb geen zin om aan die torenhoge eisen te voldoen, in plaats van asperges ga ik pepers produceren voor de stad. Of : ik verkoop mijn asperges aan de plaatselijke supermarkt, die minder kieskeurig is.”

Kader 1 Fair Trade

Wie garantie wil dat de telers van groente en fruit een eerlijke prijs krijgen en hun arbeiders goed behandelen, is aangewezen op het Max Havelaar keurmerk. Maar de eerlijke fruitmand (er is geen eerlijke groente op de markt) bevat nog maar vijf producten: bananen, druiven, avocado’s, mango’s en sinaasappels. Deze zomer volgen meer citrusvruchten.

“Fairtrade is een ondergeschoven kindje in de Nederlandse supermarkt”, vindt Jeroen Kroezen, directeur van importeur Agrofair. “In Zwitserse supermarkten is vijftig procent van de bananen fair trade. Ook Engeland doet het veel beter dan Nederland.” Volgens Kroezen is het klimaat hier niet erg “fair trade-minded” : “Eerst hadden we het Laurusdebacle, toen de Ahold affaire en nu de prijzenoorlog. Supermarkten hebben andere dingen aan hun hoofd dan eerlijke handel.” Het stoort hem dat de Nederlandse supermarkt vooral inzet op biologisch verantwoorde producten. “Ze wilden niet nog een label erbij. Dus leveren wij biologische fair trade bananen en mango’s. Die dubbele certificering maakt onze aanvoer beperkter en veel duurder. Je product komt nog meer in een niche terecht. Wij willen juist in het gewone assortiment.” Kroezen vertelt dat de Oké banaan, die kort na de introductie tien procent van de markt veroverde, terugzakte tot een paar procent na de omvorming tot biologische fair trade banaan.

Gé Happe (Albert Heijn), verbaasd. “Bij ons is de verkoop van de Oké banaan juist gestegen sinds hij in het biologische assortiment zit. We hebben net een uitgebreide promotiecampagne gevoerd voor onze 125 biologische producten. De fair trade producten konden mooi meeliften.”

Kader 2. Milieu

Transport per vliegtuig kost honderd keer zoveel energie als vervoer per boot. Een vrachtwagen zit daar tussen in.

Wat komt met de boot, wat met het vliegtuig?

Boot  –Vliegtuig

uien -sperziebonen (Afrika)

bananen -tomaten (winter)

kiwi’s -asperges (winter)

appels -passievruchten

bananen -Guave

mango’s -frambozen (winter)

peren -aardbeien (winter)

nectarines -frambozen (winter)

I

Ditty Eimers

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard en wil je jouw waardering laten blijken? Dat kan!

Waardeer je mijn journalistieke werk?

Doneer en help de onafhankelijke journalistiek.

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard en wil je jouw waardering laten blijken?

Dat kan! Door een bijdrage help je me om dit soort artikelen te blijven schrijven.

Contact