Statisticus Lomborg

“We kunnen aids en malaria wel degelijk de kop indrukken”

Na het milieudebat wil de invloedrijke Deense statisticus Bjørn Lomborg ook het ontwikkelingsdebat opschudden. Hoog tijd om een kosten-batenanalyse toe te passen op de hulp. “Goed doen hoeft niet duur te zijn. Als je maar de juiste keuzes maakt.”

Björn Lomborg heeft het weer voor elkaar. Ruim drie jaar na zijn beruchte boek “The Skeptikal Environmentalist” waarin hij de milieulobby aanviel en de gevaren van het broeikaseffect wegwuifde, veroorzaakt hij opnieuw wereldwijde ophef. Dit keer richt de hippe professor in de statistiek- geblondeerde lokken, strak T-shirt, spijkerbroek en snelle rode sneakers- zijn pijlen vooral op ontwikkelingshulp. Hou eens op met geklaag over te weinig geld voor hulp en doemscenario’s over honger en ziekte in Afrika, vindt Lomborg. De energieke, goedlachse Deen wil optimisme uitstralen: “We kunnen aids en malaria wel degelijk de kop in drukken. En het aardige is: dat blijkt economisch ook nog eens heel verstandig.”

Dat de meeste wereldverbeteraars goede bedoelingen hebben? “Heel mooi”, lacht hij in zijn kleine kamertje op het Environmental Assessment Institute in Kopenhagen, waar hij tot vorige maand directeur was. Maar iemand moet zijn hersens erbij houden. “Pressiegroepen roepen om het hardst dat hun oplossing de beste is. Om te zorgen dat politici verstandige beslissingen kunnen nemen, moet ook de stem van de ratio gehoord worden.”

We kunnen niet alle problemen tegelijk oplossen, dus moeten we kiezen, is de boodschap van Lomborg. “En dan kunnen we maar beter de meest efficiënte maatregelen kiezen.”

Maak aan de hand van kosten-batenanalyse een top tien van oplossingen voor de belangrijkste wereldproblemen, was dan ook het doel van de conferentie die hij eind mei organiseerde. Deze maand verschijnt Lomborgs boek over de Copenhagen Consensus, zoals de naam van zijn ambitieuze project luidt. Acht topeconomen- waaronder drie Nobelprijswinnaars- werden ingevlogen om de klus binnen een week te klaren. Aids-preventie prijkt bovenaan de lijst van Lomborgs dreamteam. Ook het opheffen van handelsbelemmeringen scoort hoog. Het broeikaseffect en andere klimaatkwesties zijn in de onderste regionen beland.

Net als drie jaar geleden roept Lomborg ook met zijn nieuwe project weer sterk verdeelde reacties op. Het gezaghebbende neoliberale tijdschrift The Economist draagt Lomborg op handen en wijdde een serie van tien artikelen aan de Copenhagen Consensus. Het Amerikaanse Time Magazine plaatste hem als enige Deen in de top 100 van meest invloedrijke denkers ter wereld. Maar andersglobalisten en milieuactivisten reageerden furieus. “Schandalig”, riepen ze, om ingewikkelde ontwikkelingsvraagstukken tot een hitlijst te reduceren. “Onethisch”, om efficiencycriteria los te laten op mensenlevens. “Doorgestoken kaart”, toen bleek dat de Kyotovoorstellen een slechte beoordeling kregen.

Verbaast het u dat uw project zoveel irritatie en zelfs agressie oproept?

“Nee, dat verbaast me helemaal niet. Ik maak mensen boos omdat ik ze confronteer met de gevolgen van de keuzes die we maken. Laat me een voorbeeld geven. In Denemarken vallen vijfhonderd verkeersdoden per jaar. Dat aantal zouden we makkelijk tot nul kunnen reduceren, door de maximumsnelheid verlagen tot 20 km per uur. Dat doen we natuurlijk niet. We staan dus toe dat mensen doodgaan zodat u en ik sneller bij onze oma’s zijn. Maar dat horen we liever niet, dat voelt ongemakkelijk. Precies hetzelfde gebeurt met ontwikkelingshulp.

Het budget is beperkt, dus maken we keuzes. Alleen, dat gebeurt meestal impliciet. Wat ik zeg is: laten we ons geld zo efficiënt mogelijk besteden. Waarom zou je één Afrikaan redden, als je met hetzelfde bedrag ook twee mensenlevens kan redden? Anders gezegd: die ene moet maar doodgaan, dan kunnen twee anderen blijven leven. Dat komt hard aan, het is mooier om iedereen te helpen. Maar in feite pakt mijn rationele benadering rechtvaardiger uit dan de huidige praktijk. Nu hebben de lobbyisten en de hardste schreeuwers het vaak voor het zeggen. Mensen met Aids of malaria horen we nauwelijks, die zijn zwak. Terwijl je voor iedere dollar die je investeert in aids-preventie, er vijfhonderd terugverdient. Het is dus niet alleen schandalig maar ook ongelofelijk dom dat de internationale gemeenschap daar niet veel meer geld aan uitgeeft.”

Toch oogt uw benadering behoorlijk kil. Om malariabestrijding tegen milieubescherming af te wegen, berekende u de waarde van een mens. Het leven van een westerling werd een stuk hoger geprijsd dan van een Afrikaan.
Ja, dat is een onsympathieke maar onvermijdelijke vaststelling als je uitgaat van de realiteit. We spenderen een miljoen om een Nederlander of een Deen een dure operatie te laten ondergaan, maar iedereen weet toch ook wel dat we er niet over piekeren om datzelfde bedrag uit te geven aan een zieke Ugandees? Afrikanen maken zelf ook dat soort calculaties. Kopen ze een goedkope oude auto of een duurdere met airbag? Je kunt daar schande van roepen, maar ik bekijk het liever van de andere kant. Een econoom taxeerde tijdens de Consensus dat we voor 63 dollar een Afrikaans leven kunnen redden. Dat betekent dat we voor 1 miljoen bijna 16. 0000 mensenlevens sparen. Goed doen hoeft helemaal niet duur te zijn, als je maar de juiste keuzes maakt. Dat is toch een fantastische hoopgevende boodschap?

De keerzijde is dat een groot aantal probleemgevallen buiten de boot vallen. Wat zegt u tegen Soedanese vluchtelingen uit Darfur? Sorry jongens, jullie zijn niet door onze efficiency criteria gekomen?

Dat vind ik zo’n curieus verwijt. Natuurlijk zouden we die mensen moeten helpen. Maar als je na een tijdje concludeert dat het inefficiënt is om mensen jarenlang op te vangen in een vluchtelingenkamp, dat het neerkomt op pappen en nathouden, dan moet je toch eens achter je oren krabben. Ik zou zeggen: doe eerst de dingen die wèl helpen, en zoek ondertussen naar oplossingen voor andere problemen.

Leent ieder ontwikkelingsvraagstuk zich voor een kosten-batenanalyse?

In principe wel, maar ik moet toegeven dat we lang niet altijd over voldoende gegevens beschikken om betrouwbare berekeningen te maken. Daarom heeft het panel corruptiebestrijding bijvoorbeeld uit de lijst geschrapt. De cijfers ontbraken domweg. Een ander probleem waar we natuurlijk op gestuit zijn, is dat alles met alles samenhangt. Je kunt ondervoeding, gebrekkige scholing en onveiligheid niet helemaal los van elkaar zien. Ook de lokale context is van belang. Vraagstukken die te complex waren, heeft het panel laten vallen. In 2008 komt er een vervolg op de Copenhagen Consensus. Ik hoop dat we dan meer weten. Je moet de Consensus zien als een leerproces, we zijn er nog lang niet. Maar ik durf mijn hand in het vuur te steken voor de voorstellen die het economenpanel als goed en zeer goed gekwalificeerd heeft. Het verstrekken van voedingssupplementen, aidspreventie, kleinschalige waterprojecten: dat zijn stuk voor stuk buitengewoon nuttige investeringen.

Dat kan wel zo zijn, maar zo’n ranglijst van wereldproblemen blijft toch tamelijk abstract. De prioriteiten verschillen toch per land? Misschien heeft Tanzania meer behoefte aan beter transport en Nigeria aan corruptiebestrijding.

Dat vind ik een verkeerde manier van denken. Je moet niet naar Nigeria gaan en vragen: wat hebben jullie nodig? We moeten de zaak op wereldniveau bekijken. We zeggen: Aids is het grootste probleem, laten we dat oplossen. De volgende stap is dan: waar is Aids? Als dat niet in Nigeria is, laten we het links liggen.

De toonaangevende Amerikaanse econoom Jeffrey Sachs twijfelt aan de keuzes van uw dreamteam. Hij vindt het panel onevenwichtig, omdat het alleen uit economen bestond. Waarom heeft u geen malaria-experts, klimaatdeskundigen en onderwijsspecialisten uitgenodigd?

Vraag een malaria-expert welk probleem we als eerste moeten aanpakken en hij zegt: malaria. Vraag het een klimaatdeskundige: het broeikaseffect natuurlijk. De Copenhagen Consensus gaat over het stellen van prioriteiten. En dat is nu eenmaal de specialiteit van economen. Maar uiteraard baseerden zij hun berekeningen op de studies van vakspecialisten.

Wie denken die economen dat ze zijn? Dat sentiment leeft sterk, ook bij sommige politici. Alsof we een staatsgreep pleegden: help, de economen hebben de ontwikkelingsagenda overgenomen. Wat een onzin! Wij zeggen: dit is de ranglijst als het alleen om economie zou draaien. Vervolgens is het aan politici om keuzes te maken en die te beargumenteren. Zij kunnen zeggen: nummer 1 ligt politiek te gevoelig, nummer 2 bevalt me niet, dus kies ik voor nummer 3. Kiezen ze voor nummer 17? Ok, maar dan moeten ze wel met hele goede politieke argumenten komen. Ik zeg niet dat economische efficiency doorslaggevend moet zijn. Je kunt andere prioriteiten hebben, bijvoorbeeld gelijke verdeling van welvaart. Of ethische overwegingen. Maar beargumenteer in godsnaam waarom je het ene doet en het andere laat. Dat gebeurt veel te weinig.

Over politiek gesproken. Hoe verhoudt uw ranglijst zich tot de Millenniumdoelstellingen, waaronder 189 regeringsleiders hun handtekening hebben gezet?

Ach, die millenniumdoelstellingen. Een prachtige, vrijblijvende lijst, een typisch voorbeeld van het uit de weg gaan van pijnlijke keuzes. Het is voor elk wat wils, maar waar moeten we beginnen? Onze lijst is realistischer. Om de millenniumdoelstellingen te halen is tot 2015 jaarlijks veertig tot zeventig miljard dollar extra nodig. De kans is zeer klein dat je dat bedrag bij elkaar krijgt. Wij vragen maar 50 miljard dollar extra voor 4 jaar, dat is dus 12,5 miljard per jaar.

Daarmee blijft u ver onder het afgesproken streefbedrag van 0,7 procent van het bruto binnenlands product voor ontwikelingshulp. We kunnen best met wat minder ontwikkelingsgeld toe, lijkt de boodschap die u afgeeft.

Nee hoor, dat is helemaal niet de bedoeling. Die vijftig miljard is een fictief, maar politiek haalbaar bedrag. Stel dat we de komende vier jaar vijftig miljard extra konden besteden, bovenop het huidige ontwikkelingsbudget, waar zou je het dan aan uit moeten geven? Dat was de opdracht van de Copenhagen Consensus. We hadden ook vijf of vijfhonderd miljard kunnen nemen. Voor de uitkomst had dat trouwens niets uitgemaakt.

Meent u dat? Milieuactivisten verdenken u ervan dat het doorgestoken kaart was. Een truc om het dure Kyotoverdrag, dat u geldverspilling vindt, naar de staart van de lijst te verbannen.

Ha, ha, mag ik daar even smakelijk om lachen? Ik zat daar met het neusje van de zalm van de economische wetenschap. Razendsnel denkende topeconomen, die zich echt niet door Bjorn Lomborg laten manipuleren. Integendeel, ze deden precies waar ze zin in hadden. De discussies gingen alle kanten op, ik had de grootste moeite om ze bij de les te houden. Maar over de plaats van de klimaatverandering in het prioriteitenlijstje waren de economen het roerend eens.

Twee speerpunten van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid, onderwijs en veiligheid, behoren tot de afvallers. Vindt u die onderwerpen niet belangrijk?

Om eerlijk te zijn: ik was geschokt dat onderwijs afviel. Het is duidelijk dat onderwijs ongelofelijk belangrijk is. Maar de drie experts zeiden: er is al teveel geld verspild aan goedbedoelde, zinloze onderwijsprojecten in ontwikkelingslanden. Er zijn structurele hervormingen nodig. “Welke dan?”, vroeg het panel. Toen bleef het stil. We weten gewoon nog niet genoeg om effectief onderwijsbeleid te voeren. Besteed een deel van je geld dan liever aan research, dat is erg goedkoop. Zodat er in 2008 of 2012 wel goede voorstellen liggen.
Iets dergelijks gold ook voor veiligheid. De panelleden waren overtuigd van het economisch belang van veiligheid voor ontwikkeling, maar de gepresenteerde voorstellen vonden ze niet overtuigend.

U kiest vooral voor relatief simpele projecten

Dat klopt. We geven de voorkeur aan afgebakende projecten die eenvoudig uitgevoerd kunnen worden: het verstrekken van voedingssupplementen, condooms, geïmpregneerde muskietennetten. Opheffing van handelsbarrières valt ook in die categorie: dat ligt weliswaar politiek gevoelig, maar als je het besluit eenmaal genomen hebt, is het gemakkelijk uitvoerbaar. Veel eenvoudiger dan het vergroten van de onderwijscapaciteit in een land. Over het algemeen geldt: programma’s die veel infrastructuur vereisen of waarbij veel organisaties zijn betrokken, zijn duur, moeilijk en mislukken vaak. Niet als eerste aan beginnen dus.

Dat is precies waar veel ontwikkelingsorganisaties bang voor zijn. Als uw kosten-baten-analyse terrein wint krijgen ze alleen nog geld voor zaken die snel scoren en niet voor moeilijke onderwerpen.

Wat is daar mis mee? Wanneer je geen idee hebt of en wanneer een programma resultaten oplevert, moet je er niet aan beginnen. Ja, je kunt een pilotproject doen, om meer inzicht te krijgen wat wel en niet werkt. Maar dat gezeur van: dit vinden we belangrijk, dus er moet geld naar toe, daar moeten we juist vanaf.

U hebt uw oude baan aan de universiteit weer opgepakt. Trekt u uw handen af van de Copenhagen Consensus?

Ja, ik werk sinds deze maand weer als hoogleraar Sociale Wetenschappen. De universiteit bleef trekken, ik ben uiteindelijk toch meer wetenschapper dan manager. Maar ik blijf als consultant betrokken bij de Copenhagen Consensus. Geen denken aan dat ik me terugtrek, net nu het begint te lopen. De komende maand staat er heel wat op het programma: ik ga op bezoek bij de Wereldbank en bij het Britse parlement. Ook ligt er een uitnodiging uit Canada en van de Oostenrijkse minister van Ontwikkelingssamenwerking. Het echte werk begint pas.”

Ditty Eimers

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard en wil je jouw waardering laten blijken? Dat kan!

Waardeer je mijn journalistieke werk?

Doneer en help de onafhankelijke journalistiek.

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard en wil je jouw waardering laten blijken?

Dat kan! Door een bijdrage help je me om dit soort artikelen te blijven schrijven.

Contact