Villa Begonia

Hoe wil ik wonen als ik oud ben?

In een landhuis, bij je kinderen, in een woongroep? Hoe wil je wonen als je oud bent? Piet van Os (52) en Ditty Eimers (52) zijn op zoek naar een alternatief bejaardentehuis.

Heerlijk om in deze omgeving oud te worden, zegt kunstenares Olga van de Bovenkamp (62). Een jaar geleden verhuisden zij en haar man Guido (64) naar een statig landhuis op een landgoed vlakbij Zutphen. Ze wonen in een woongroep van negen ouderen, variërend van 59 tot 94 jaar. Guido schoffelt in de moestuin achter het huis. Olga schildert in haar atelier in het koetshuis.

Van de ‘grijze tijgers’, tien kunstvrienden die het landhuis dertig jaar geleden betrokken, zijn er nog vier over. Maria (88) kookt nog elke week voor de hele groep. Lou (90), die steeds krommer wordt en al behoorlijk doof is, werkt bijna altijd buiten: houtwallen maken, snoeien, kippen voeren. Ze eten elke avond samen, waar nodig helpen ze elkaar. Van de 700 euro die iedereen per maand in de pot stort, betalen ze de huur én het huishouden.

“Zie jij jezelf later in zo’n ouderenwoongroep?”, vraagt mijn buurman Piet van Os als we in de trein naar huis zitten.

Een paar maanden geleden kaartte Piet het onderwerp aan: hoe wil jij wonen als je oud bent? Huh? Ik? Ik ben 52, mijn jongste zoon woont nog thuis. Moet ik daar nu al over denken?

Ja, vond Piet. Zeker nu de ouderenzorg op de schop gaat en bejaardentehuizen worden wegbezuinigd. “Of wil jij op je 75ste wegkwijnen in je bovenhuis, tussen tweeverdieners die nooit tijd hebben voor een praatje?”

Of nóg erger, dacht ik: naar een tehuis. Mijn moeder kreeg alzheimer en moest op haar 75ste naar de gesloten afdeling van een verpleeghuis. Nadat ze haar heup had gebroken, werd ze vastgeklikt aan haar stoel. Het is levensgevaarlijk om haar vrij nog rond te laten lopen, zei de verpleeghuisarts.

Mijn vader werd gek van eenzaamheid in zijn seniorenflatje. Hij was opgelucht toen hij drie jaar later naar hetzelfde tehuis kon. Op de verzorgingsafdeling, drie verdiepingen lager.

Al na twee weken dacht hij daar totaal anders over. Samen eten met mijn moeder mocht niet: “We kunnen je vader er echt niet bij hebben”. Op een dag werd hij zo giftig over de kleutertoon waarop hij werd toegesproken, dat hij een kopje naar het hoofd van een verzorgster gooide. Daarna stond hij te boek als agressief. Als ik op bezoek kwam, trof ik hem aan tussen knikkebollende lotgenoten, meestal verdoofd door pillen. “Ik oefen me in het kleuren van mandala’s”, spotte hij op de schaarse dagen dat hij helder was. “Als ik buiten de lijntjes kleur, krijg ik op mijn kop.”

Ik hoop te ontkomen aan zo’n treurig einde. Net als Piet wil ik niet wachten tot er niets meer te kiezen valt, maar zelf beslissen hoe ik woon als ik oud ben. We besluiten er een project van te maken: Villa Begonia.

Samen bezoeken we ouderen die al een alternatief voor het bejaardentehuis hebben gevonden. Vormen hun oplossingen een inspiratie voor onze generatie?

Steijnie Fransen (70) wil zo lang mogelijk in haar eigen huis blijven wonen. Al haar buren vertrekken om acht uur ‘s ochtends naar hun werk. Sinds een jaar verhuurt ze een kamer aan een student via de stichting SOlink. Die koppelt serieuze studenten aan alleenstaande ouderen. “Er is weer reuring in mijn huis”, zegt ze. En al praten ze soms maar een kwartiertje met elkaar, ze vindt het stukken gezelliger dan alleen.

Fijn als het klikt, denk ik, en je hoort nog eens wat anders. Maar met een student in huis ben je natuurlijk wel je privacy kwijt. Ik word vrolijker van het vooruitzicht mijn laatste levensfase te slijten in een woongroep in een schilderachtige villa. Boeken lezen onder ruisende bomen, aardbeien kweken in de moestuin, fietstochten maken langs groene velden. En ‘s avonds aanschuiven in zo’n grote woonkeuken met dampende schalen op tafel, terwijl ik zelf maar één keer per week hoef te koken. Kan dat?

Piet twijfelt. Als hij een weekje op vakantie is met zijn gezin of vrienden, krijgt hij al na een paar dagen de onweerstaanbare behoefte om zich terug te trekken. “Misschien ben ik te veel op mezelf.”

Volgens Olga hoeft dat geen bezwaar te zijn. Juist niet. “Als je jezelf niet kunt vermaken, word je ongelukkig in een woongroep.” De kunst is dat niemand zich verplicht voelt om elkaar gezelschap te houden, zegt ze. “Anders ben je alleen maar bezig met zorgen en groepsperikelen.” Zou ik dat kunnen? Denken dat ik me er niet mee hoef te bemoeien als een huisgenoot met de ziel onder de arm loopt, is niet mijn sterkste kant. En hoe is het om steeds geconfronteerd te worden met je eigen voorland?

Olga zegt dat ze dat het lastigst vindt. Ze ziet de energie van haar huisgenoten afnemen, ze ziet hun geheugen slechter worden en dat simpele dingen als vuilniszakken buiten zetten niet meer gaan. Olga: “Natuurlijk weet je dat het hoort bij ouder worden. Maar het is heel anders als je het voor je ogen ziet gebeuren.”

In het Kwarteel, een milieuvriendelijk appartementencomplex in Culemborg, wonen vijfendertig ouderen samen als goede buren. Ze hebben hun koopappartementen laten bouwen op basis van eigen wensen, met groene vegetatiedaken en duurzaam hout.

De binnentuin onderhouden ze samen, in de gemeenschappelijke huiskamer annex bar ontmoeten ze elkaar. Alleenstaanden hebben een maatje en via een slim magneetsysteem bij de brievenbussen laten bewoners elkaar zien dat ze die dag hun brievenbus hebben geleegd. Op vrijdagmiddag is het borreltijd, er zijn groepjes die samen wandelen of bridgen, een leesclub.

Ook de talloze commissies en klussen in en om het huis voorkomen dat de bewoners vervallen in lethargie. Maar het fijnste is dat ze elkaar kennen en dat ze elkaar weten te vinden, zeggen de bewoners. Op prettige, maar ook op moeilijke momenten.

Buurman Piet vindt het een prachtig idee om je eigen woonproject op te zetten en te beheren. “Samen dingen ondernemen is leuk en houdt je vitaal. Maar voor mij geen vaste borrels en spelletjesgedoe!”

Daar hoef je toch niet aan mee te doen, zeg ik. Piet: “Dat ken ik. Je heet al snel asociaal als je wegblijft.” Laten we een monumentaal schoolgebouw in de stad kopen, zegt hij. “Of laten we een deel van een oud bejaardentehuis huren en onze eigen bejaardenwooncoöperatie beginnen. Dan nodigen we ook studenten en zzp’ers uit als huurders, zodat het een levendige boel wordt. Die tehuizen staan straks toch leeg.

De liften en aangepaste badkamers zijn er al, en de noodzakelijke verzorging kopen we gezamenlijk in.”

Als je zoiets wilt als wij, moet je snel beginnen, hebben de bewoners van het Kwarteel ons op het hart gedrukt. “Nu zijn jullie nog lekker fit en dynamisch.”

Zelf waren ze maar een paar jaar ouder dan wij toen ze begonnen met hun initiatiefgroep.

Toen ze negen jaar later hun appartementen konden betrekken, waren er van die groep van dertig mensen nog tien over.

Ik moet er niet aan denken om nu al elke week een avond te spenderen aan vergaderen over mijn woongenot als bejaarde. En stel dat het lukt om zo’n wooncoöperatie binnen tien jaar op te zetten, wil ik dan al verhuizen? Straks zit ik dertig jaar tussen oude mensen, terwijl ik veel liever in mijn eigen huis was gebleven, in mijn gezellige buurtje tussen studenten en mensen met jonge kinderen.

Maar hoe denk ik daar over tien of twintig jaar over? Wil ik er dan wél serieus werk van maken? Ik ken mezelf. Een bezoek aan de opticien stel ik al een half jaar uit, omdat ik er niet aan wil dat mijn ogen achteruitgaan. Word ik zo’n stronteigenwijs type dat haar kop in het zand steekt als ouderdom en aftakeling toeslaan? Zo een die beslissingen over wonen en zorg eindeloos voor zich uitschuift?

Als je te lang wacht, krijg je spijt, zegt een stem in mijn hoofd. Dan bepalen anderen wat goed is voor jou.

“Voor mij toch maar geen wooncoöperatie”, zegt Piet twee weken later. “Ik wil een nomadentent.” We zijn net bij Maarten (68) geweest. Op een braakliggend veldje achter de IJssel zette hij drie jaar geleden met gedoogtoestemming van de gemeente zijn Mongoolse ger op. Binnen in de ronde, met vilt omspannen tent is het dankzij de gietijzeren houtkachel lekker warm. “Als het vriest is het nog aangenamer”, zegt Maarten. “Dan doet mijn tent precies waar de Mongolen hem voor hebben gemaakt.”

Als hij zou willen, heeft hij in drie uur zijn spullen ingepakt. Geen ballast, vrijheid en eenvoudig leven: voor Maarten is dat de essentie van goed oud worden. Hoe dat moet als hij krakkemikkig wordt? “Daar ga ik niet aan denken. Voor je het weet maak je een oude man van jezelf.” Bij mij is de lol er af als Maarten vertelt dat er ‘s nachts een keer een rat op het hoofd van een logé sprong.

“Dichtbij de natuur en toch vlakbij de bewoonde wereld!”, zegt Piet enthousiast. Als verstokte kampeerder ziet hij er niet tegenop om zich op hoge leeftijd nog met een teiltje koud water te wassen. “Lekker fris.”

Stel dat ik straks alleen kom te staan, dan kies ik liever voor een hofje. Zoals Nora Waslander (95). Vanuit haar stoel kijkt ze uit op een 18de- eeuws Amsterdams binnenpleintje, waar kleine woningen omheen staan. Daar wonen twaalf alleenstaande vrouwen. De meesten hebben werk of andere bezigheden, maar als ze hulp nodig heeft, hoeft ze maar te kikken.

Een hoge muur schermt het hofje af van het stadsgewoel. ‘s Zomers kun je lekker rustig buiten zitten op een stoel op de stoep. En zodra je de poort opendoet, sta je midden in de stad, waar altijd iets te zien en te beleven is.

“Bij het stoplicht of in de tram: ik krijg hele verhalen, van wildvreemden”, zegt Nora. “Enig toch?”

Nora hoefde slechts een paar maanden te wachten voordat er plek was in het hofje. Hoe zal dat zijn als ik oud ben? Zijn er dan voldoende hofjes bijgebouwd om alle eigenwijze vrouwen op leeftijd te huisvesten?

En wat als je ziek wordt en burenhulp niet voldoende meer is? Vlakbij Utrecht wonen Reijertje (72) en Arie Rijneveld (74) die jarenlang een fruitbedrijf runden. Reijertje heeft parkinson en zit in een rolstoel. Twee jaar geleden lieten ze een mantelzorgwoning op hun erf plaatsen. Hun dochter Meta trok met haar gezin in het woonhuis.

Elke dag komt Meta even kijken hoe het met haar ouders gaat, maar verder hebben ze ieder hun eigen leven. Zelf zorgden Reijertje en Arie dertien jaar lang voor de vader van Arie. “We kennen de voordelen, maar ook de nadelen van wonen bij je kinderen”, zegt Reijertje. “Dat je het goed met elkaar kunt vinden, is geen garantie voor succes. Je moet vooral je mond kunnen houden, als de kinderen het net even anders doen.”

Piets dochter heeft al gezegd dat haar vader wat haar betreft nergens op moet rekenen. “Pap, je bent heel lief, maar bij mij wonen gaat echt niet gebeuren!”

Datzelfde zei ik jaren geleden tegen mijn vader, toen hij een keer heel voorzichtig begon over inwonen. Ik wilde vrij zijn, mijn eigen leven leiden. Dat gun ik mijn kinderen ook. En ik hoop van harte dat ze me daaraan herinneren, mocht ik er anders over denken als ik zorgbehoeftig of eenzaam word.

Piet krijgt die nomadentent maar niet uit zijn hoofd. Zijn vrouw wil er niets van weten. Ach meid, dan trek ik straks toch gezellig bij jou in, heeft een van haar beste vriendinnen voorgesteld. “Voor die tent van Piet vinden we wel een plekje in de tuin.”

Ik hink op twee gedachten. Eigenlijk heb ik helemaal geen zin om me bezig te houden met mijn oude dag. En is het ook niet een illusie dat je controle hebt over hoe je leven er over twintig of dertig jaar uitziet? Mijn ouders overwinterden jarenlang in Spanje en dachten dat tot hun tachtigste vol te houden. Ze moesten tien jaar eerder naar Nederland terug omdat mijn moeder dement werd.

Misschien ga ik haar straks achterna. Dan is het aanlokkelijk om zo lang mogelijk onbezorgd door te blijven leven, zonder aan mijn toekomst te denken.

Maar wat als ik op mijn 75ste nog zo levenslustig ben als mijn vader? Hij was vast beter af geweest als hij had kunnen kiezen uit prettige alternatieven voor het bejaardentehuis.


Villa Begonia op bezoek

Hoe wil ik wonen als ik straks ouder ben? En hoe houd ik zelf de regie? Die vragen zijn het uitgangspunt van Villa Begonia: een project dat alternatieven voor het bejaardentehuis belicht. Villa Begonia is opgezet door ontwerper Piet van Os (52), werkzaam in de communicatie, en journaliste Ditty Eimers (52). Ze hopen niet te eindigen in een verzorgings- of verpleeghuis. Maar wat dan? Van Os en Eimers bezoeken mensen tussen zestig en honderd jaar, die wonen zoals ze zelf het liefste willen. Ondanks beperkingen waarmee iedereen vroeg of laat te maken krijgt. Door hun verhalen vast te leggen en te verspreiden, willen ze vijftigers en zestigers inspireren om na te denken over hoe ze later zelf willen wonen. Zodat ze straks niet voor voldongen feiten staan.

Heeft u uw alternatieve woonvorm al gevonden? Dan kunt u Villa Begonia uitnodigen om op bezoek te komen. www.villabegonia.nl


En nu puur praktisch

Nederland telt zo’n 600 ouderenwoongroepen en jaarlijks komen er tien bij. Meestal hebben bewoners ieder hun eigen appartement en delen ze de tuin en activiteitenruimtes. Je moet behoorlijk zelfredzaam zijn. Wie intensieve zorg nodig heeft, moet meestal vertrekken. Een ouderenwoongroep kent gemiddeld 24 huishoudens. Veruit de meeste groepen, zo’n 80 procent, wonen in panden van een woningbouwcorporatie. Wie zelf een woongroep op wil zetten, moet rekenen op minimaal vijf jaar voor het vinden van een geschikte locatie en het rond krijgen van financiering.Meer informatie: Landelijke Vereniging Gemeenschappelijk wonen van Ouderen, lvgo.nl

In Nederland zijn zo’n 200 hofjes te vinden, vooral in de grotere steden. Sommige worden nog steeds bestuurd door regenten en houden vast aan de oude doelstelling: liefdadigheidswoningen voor oudere alleenstaande vrouwen. Andere zijn overgenomen door woningbouwverenigingen. Afgelopen jaren zijn er ook nieuwe hofjes gebouwd, als moderne vorm van beschermd en zelfstandig wonen voor ouderen. Zo werd in Haarlem in 2007 de Johannes Enschedé Hof gebouwd, met huizen rondom een binnentuin en een poort die desgewenst op slot kan. De woningen zijn bestemd voor senioren, met een voorkeur voor (alleenstaande) oudere dames. In de Haarlemse Gravinnehof (2001) zijn vrouwen én mannen welkom in een- en tweepersoonswoningen.Bij het landelijk hofjesberaad www.hofjesberaad.nl zijn meer dan honderd hofjes met ruim 2500 woningen aangesloten.

Collectief particulier opdrachtgeverschap (een groep particulieren die, net als de bewoners van het Kwarteel, een bouwlocatie koopt of huurt en gezamenlijk woningen laat bouwen) wordt populairder. Steeds meer gemeentes wijzen locaties aan. Een andere mogelijkheid is dat particulieren zelf met een grondeigenaar of ontwikkelaar in gesprek gaan over de mogelijkheden om een locatie te ontwikkelen.

De stichting Solink brengt alleenstaande 50-plussers die een leegstaande kamer beschikbaar hebben in contact met serieuze studenten, die het leuk vinden om met ouderen om te gaan. Veel woningcorporaties geven toestemming voor onderverhuur via dit programma, zodat u de kamer legaal kunt verhuren. Huurder en verhuurder betalen een vast bedrag per maand aan deze Stichting voor bemiddelingskosten en begeleiding. http://solink.nl

De mantelzorgwoning is een compleet drempelloos mobiel huis, dat tijdelijk naast een ander huis kan worden gezet, meestal in de tuin. De keuken en de badkamer zijn op hoogte instelbaar; gordijnen en lichtknopjes kunnen met afstandsbediening worden geregeld. In Nederland staan zo’n honderd mobiele mantelzorgwoningen. In de loop van 2014 is geen vergunning meer nodig om ze in de tuin te plaatsen. De prijzen variëren van 60 duizend tot 135 duizend euro. Na gebruik kan de mantelzorgwoning weer worden verkocht. www.pasaan.nl

Tekst: Ditty Eimers Foto: Maartje Geels

VillaBegoniaTrouw

Waardeer je mijn journalistieke werk?

Doneer en help de onafhankelijke journalistiek.

Contact

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard en wil je jouw waardering laten blijken?

Dat kan! Door een bijdrage help je me om dit soort artikelen te blijven schrijven.