De SP bracht deze week een filmpje uit oer de ‘uitgeklede’ thuiszorg. Hoogbejaarden willen thuis blijven wonen, maar verzorgers hebben steeds minder tijd. „Heb ik er soms om gevraagd zo oud te worden?”
Op de fiets doorkruist ouderenadviseur Martin Quaak Lombok en Oog in Al, twee vooroorlogse wijken in Utrecht-West. Zojuist heeft hij aangebeld bij een eengezinswoning in Lombok, vlak naast een coffeeshop. Een vrouw met blauwgrijs permanent doet open. „Je bent numero drie vandaag.” Achter een rollator schuifelt ze naar binnen.
„Een Crodino, jochie?”, vraagt ze. Medewerksters van de thuiszorg krijgen niets. „Alleen die met dat paardengebit, daar kan je mee lachen.”
Iedere week trekt een stoet thuiszorgmedewerkers haar huiskamer binnen. ’s Ochtends helpt iemand met het aantrekken van de steunkousen. Twee maal daags worden haar ogen gedruppeld. De douchehulp komt drie keer per week, de huishoudelijke hulp twee keer.
Ze is 93. Veertig jaar runde ze een meubelzaak. „Ik laat me niet koeioneren.”
Ze heeft een hartkwaal en versleten knieën. „De bovenkamer is nog tip top.”
Een maand geleden werd borstkanker geconstateerd.
„Snap jij dat nou, dat ze die knobbels niet opgemerkt hebben bij het wassen?”
„Dat komt omdat u steeds andere verzorgsters krijgt”, zegt Quaak. Over deze ontwikkeling maakte de SP een filmpje, waarover deze week ruzie ontstond met de PvdA.
Buiten komt ze niet meer. Behalve als haar vriend komt. „Hij is 89. Kookt de sterren van de hemel.”
Haar vriend komt iedere dinsdag, met de auto. Samen doen ze boodschappen. Vaker kan niet, wegens de parkeerkosten. „16,10 euro per dag. We betalen ieder de helft.”
Beiden leven van de AOW. Quaak heeft voor de vriend een tijdelijke parkeervergunning aangevraagd. Het parkeerbedrijf weigert. Alleen mantelzorgers die een doktersverklaring kunnen overleggen, waaruit blijkt dat degene voor wie ze zorgen terminaal is, komen in aanmerking.
Quaak: „Ik heb uw oncoloog gesproken. Hij zegt dat het verloop van de kanker niet te voorspellen is.”
Ze loopt rood aan. „Ze willen zwart op wit een datum waarop ik de pijp uit ga.”
,,Ken je de puntenwolk?”, vraagt Quaak even later. „De voorzieningen voor ouderen zijn afgestemd op een gemiddelde vijfenzeventigjarige, die zich nog behoorlijk kan redden. ‘Deze mevrouw zweeft bovenin de puntenwolk,’ zeggen ambtenaren. ‘We kunnen niet voor ieder individueel geval de regels aanpassen’.” Zweven in het topje van de ambtelijke puntenwolk. Dat doet het gros van de bejaarden die Quaak iedere dag af rijdt op zijn zwarte herenfiets, met een rugtas vol formulieren. Door de politiek in te schakelen weet hij de regels soms te omzeilen. Zo ritselde hij een taxivergoeding voor een 83 jarige met botontkalking. In het bejaardenbusje van de gemeente kromp ze bij iedere hobbel in de weg elkaar. „U valt buiten de regeling. U bent te ziek om te reizen”, had de vrouw van het zorgloket gezegd.
Quaak is een montere hulpverlener van het wijkservicecentrum in Utrecht-West. Daar komen wekelijks meldingen binnen van ouderen die de grip op het leven kwijt raken. Via huisarts, buren, thuiszorg. Een trotse 86-jarige slager die verpietert achter de vitrage. Een broodmager Turks oudje dat geterroriseerd wordt door haar verslaafde zoon.
Sommigen ontvangen hem met open armen, bij anderen krijgt hij met moeite een voet tussen de deur. „Laatst trof ik een vrouw in een vervuild huis. ‘Heb ik er soms om gevraagd om zo oud te worden?’ schreeuwde ze. ‘Als je dáár wat aan kan doen mag je terugkomen’.”
Bij de een regelt hij thuiszorg, de ander maakt hij wegwijs in subsidieregelingen.
„Dat ìk nog eens zou huilen om een lekkage”, zegt een vrouw met een parelketting. „Vroeger stevende ik overal op af. Ik kom uit een familie van advocaten.” Ze heeft ingezakte wervels. „Door de pijn kan ik weinig hebben.”
De plafonds van haar portiekwoning zitten vol bruine vlekken. In de kasten staat een laagje water. De klusjesman die de woningbouw langs stuurde heeft zijn werk slecht gedaan.
Quaak belt het hoofd onderhoud van de woningbouwvereniging.
Een kwartier later rinkelt de telefoon. De vrouw mag haar eigen klusjesman inschakelen, op kosten van de woningbouwvereniging.
„Hoe doet u dat? Mij bellen ze nooit terug.”
Dan komt de thuiszorg aan de orde. „Is dit de ochtend- of de middagdouche, vraag ik soms.”
Ze leeft op. „De generaal heb ik er uit gewerkt. Die presteerde het om mijn stofdoeken in de vuilnisemmer te mikken. ‘Wij stoffen met een kwàst’, zei ze.”
Ze steekt haar neus omhoog. „Ík bestuur dit huishouden.”
Voor het eindeloze wachten op hulpverleners heeft ze nog geen oplossing. „U behoort tot de groep mensen die niet vaak de deur uit gaat”, liet de trombosedienst afgelopen zomer weten. „Voortaan komen wij tussen 8.30 en 16.00 uur langs.”
„De hele dag thuisblijven voor één prikje. Om gek van te worden.”
Op zondag laat ze geen hulpverlener meer binnen. „Ik heb ook recht op een vrije dag.”
‘Dames op leeftijd lopen weg met Quaak”, had Quaaks collega Mieke verteld. Hij luistert, roept ‘och’ en ‘toe maar’ en geeft bemoedigende kneepjes in de arm. Als het zo uitkomt neemt hij de tijd voor een goed gesprek over de zin van het leven. ‘Ik kwam eigenlijk voor de financiën, maar dat komt de volgende keer wel’, mompelt hij dan. ‘Het meest schrijnende probleem is de leegte achter de voordeur’, zegt hij. ‘Iedere ochtend komt hier een oude baas. Wij zijn z’n enige praatje.’
Woendagochtend, half negen. Anouschka van Stralen, ziekenverzorgster bij Aveant, stapt in haar auto. Aveant is de grootste thuiszorgorganisatie in de wijk. Vanochtend moet Van Stralen zeven klanten af. Wassen, wonden verzorgen, medicijnen toedienen. Vanmiddag nog eens acht. Gemiddeld een half uur per persoon, inclusief rapportage en reistijd naar de volgende patiënt. „Dat betekent in- en uitrennen.”
Bij een vrouw die verlamd is door een spierziekte verwisselt ze steunkousen. Vriendelijk en kordaat sjort ze de kousen omhoog. Binnen tien minuten staat ze weer buiten. „Bij sommige mensen maak ik geen praatje”, zegt ze. „Die willen hun levensverhaal kwijt.”
Tien jaar geleden, op haar 21ste , kwam ze in dienst bij Aveant. „Mensen verzorgen is mijn tweede natuur. „Er is steeds minder tijd per cliënt”, zegt ze. „We hebben altijd tekort aan personeel, je kunt blijven overwerken.” Ze is een half jaar overspannen geweest. „Afstand nemen is de enige manier om dit werk vol te houden, heb ik geleerd.”
Ze steekt de sleutel in het slot van een flat aan de Kennedylaan. „Goedemorgen mevrouw Braun, hier Anouschka.”
Het is broeiheet in de slaapkamer. De vrouw ligt in bed. Anouschka helpt haar douchen en aankleden. „Zo kind, nou kan ik tenminste weer lachen”, zegt ze zodra ze kunstgebit in heeft. Ze is 96 en de laatste tijd vaak in de war. Van Stralen: „Ik kom hier iedere woensdag. Continuïteit is belangrijk om een vertrouwensband op te bouwen en te signaleren of iemand achteruitgaat.”
Voor de rest ziet de vrouw wisselende gezichten, zo’n vijftien per week.
„Als je zo oud wordt, moet je dat gewoon ondergaan”, zegt ze in haar rolstoel voor het raam. „Die meisjes zijn allemaal even aardig.”
Handwerken en een kaartje leggen kan ze niet meer. „Ik mag niet mopperen, ik kan nog lezen.” Zou ze niet naar een verzorgingshuis willen, om meer onder de mensen te zijn? „Ik tussen die bazige vrouwen?” Ze wijst naar de woonboten aan de overkant. „Zeg zelf, zo’n prachtig uitzicht geef je toch niet op?”
Het verzorgingshuis, of nog erger: het verpleeghuis. „Tussen zes planken mogen ze me uit huis dragen. Eerder niet”, zegt de ene na de andere hoogbejaarde in Utrecht-West.
„Een zorgcentrum is een uitkomst voor mensen die het thuis echt niet meer redden. Zolang het kan, moet je mensen in hun eigen vertrouwde bedoeninkje laten”, zegt Jacqueline Klomp. Ze is teamleider zorg van Hart van Lombok, het enige verpleeg- en verzorgingshuis in Lombok. Dat valt ook onder Aveant. „Sommige mensen leven hier op en maken nieuwe vrienden. Maar toch, in een instelling raak je je identiteit een beetje kwijt. Je wordt opgezadeld met een groep van twintig, vijfentwintig mensen voor wie je niet kiest. Zelf hoop ik er ook niet te eindigen.”
„Helemaal leuk”, vindt ze de nieuwe, kleinschalige voorziening die Aveant april vorig jaar startte in een leegstaande vleugel. Daar wonen tien ouderen samen in een zo gewoon mogelijk huishouden, met ondersteuning van twee verzorgsters. „Daar word ik vrolijk van. Alle zorg in één hand. De mensen zijn weer in beeld.”
„Wij bieden 24 uur per dag zorg, zodat mensen zolang mogelijk thuis kunnen blijven wonen”, zegt Agnes Maes, in de kamer naast Klomp. Ze is teamleider van de thuiszorg in Utrecht-West. „We kunnen vijf keer per dag iemand langsturen als dat nodig is.”
De thuiszorg houdt rekening met individuele wensen, zegt ze. „Maar veel ouderen denken dat we alles kunnen regelen. Ze willen vroeg gedoucht worden. Dat kan niet altijd. Dan zouden we onze medewerkers hele kleine contracten moeten geven. Voor twaalven wordt iedereen gedoucht.”
Alle zorg in één hand, was vroeger een sterk punt van de thuiszorg. Nu komt er iemand voor de schoonmaak, een ander voor de steunkous en een derde voor de medicijnen. Dat heeft te maken met de indicaties voor zorg, die sinds 2005 centraal worden afgegeven door het Centrum Indicatiestelling Zorg, zegt Maes. Daarvoor werd veel zorg op verpleegkundig niveau geïndiceerd. Steeds meer handelingen vallen onder ‘persoonlijke verzorging’. Dat is goedkoper. Maes: „Voor catheterverzorging kregen we 63 euro per uur. Sinds april vorig jaar valt dat onder persoonlijke verzorging. Dan zit je op een tarief van 40 euro. Die taak hebben we overgeheveld van verpleegkundigen naar verzorgenden.”
Een verzorgende volstaat ook voor het inlopen van het infuus. De verpleegkundige moet wel weer langskomen om het infuus af te koppelen.
Dan maakt Aveant ook nog eigen, zakelijke afwegingen. Anouschka van Stralen is een gespecialiseerde ziekenverzorgster, niveau 3. „Voor een steunkous zonder complicaties kan ik een goedkopere verzorgster, niveau 2 inzetten”, zegt Maes.
„Als je het goed uitlegt, hebben de mensen er begrip voor”, zegt Maes. Aan het personeel is het lastiger uit te leggen. Afgelopen twee jaar zijn drie van de zeven verpleegkundigen uit Maes’ team vertrokken. Ze vonden dat hun vak was uitgehold. De vacatures zijn nog niet opgevuld. „De spoeling wordt dunner, ook door de toenemende concurrentie,” zegt Maes. Meer dan twintig thuiszorgaanbieders zijn actief in de wijk, schat Maes. „Het is vechten om personeel. Ik heb gouden medewerkers, maar de rek gaat eruit door het vele overwerk.” Over huishoudelijk personeel heeft ze het liever niet. „Het tekort aan huishoudelijk personeel is twintig procent. Bij ziekte of in vakantietijd krijgt vijftig procent van de klanten te maken met uitzendkrachten.” Aan kwaliteitseisen voor vast personeel wordt niet getornd, zegt ze. „Op uitzendkrachten hebben we minder grip.”
,,Ik ben de laatste zeker?”, zegt een man in een bordeauxrode pyjama en afgetrapte sneakers. Het is twaalf uur ’s middags.”
„Doe rustig aan”, zegt de man en neemt nog een slok van zijn pilsje. In de achterkamer zeemt een collega van Van Stralen de ramen.
Meneer Munsterman is 78 en halfzijdig verlamd door een hersenbloeding. Zijn familie wilde hem naar een verzorgingshuis dirigeren. „Mij niet gezien. ‘Mot je alweer een borrel?’ is het dan.” Lopen kan hij nauwelijks, maar hij is een gelukkig mens. „Drie keer per dag vrouwelijk schoon over de vloer. Waar krijg je dat?”
Hij woont boven een winkelcentrum. Zijn zaakjes regelt hij vanuit zijn stoel. „Eén belletje is voldoende. Kratjes bier, pyjama’s, dvd’s: je kunt het zo gek niet bedenken of de winkeliers sjouwen het naar boven.”
„Zeurpieten die klagen dat ze te laat gewassen worden, moesten geroyeerd worden”, zegt hij. „Wees blij dat je zorg kríjgt.” Alleen op zaterdag heeft hij wel eens de pest in. „Dan is het soms half drie. Daar heb ik een hekel aan.”
Martin Quaak staat voor een seniorenwoning. Een heer in donkerblauw pak doet open. „Weet u nog wie ik ben?” vraagt Quaak. „Geen idee.”
„Ik kom de verhuizing met u doorspreken”, zegt Quaak. „U gaat deze week naar het verzorgingshuis aan de overkant, weet u nog?”
„Dat idee is te prematuur”, zegt de man. Met bibberende hand schenkt hij zichzelf koffie in.
Quaak: „De indicatie voor het verzorgingshuis is binnen. Vanaf woensdag stopt de thuiszorg.”
De man begint over een broer die bezig is een luxe appartement voor hem te regelen.
„Ik bel uw broer”, zegt Quaak.
„Wil ik niet hebben.”
„Ik ben 89, maar ik heb me in jaren niet zo goed gevoeld. Geef mij een tekenbord en ik ontwérp een verzorgingshuis.”
Hij is architect geweest.
Quaak: „Er wordt daar beter op u gelet. Dat u eet en uw medicijnen op tijd inneemt.”
„Ik heb de pier van Scheveningen getekend.”
„U vond de kamer prachtig, toen we vorige week gingen kijken”, zegt Quaak ijzig.
„Kamertjé”, zegt de man. „Wat mot ik daar? Geen denken an.”
Quaak loopt naar de keuken. Twee cellofaantjes met medicijnen liggen op het aanrecht. Hij vist de vuistdikke map van de thuiszorg tussen etensresten en kranten vandaan. „Meneer twee keer gezien op zaterdag”, leest hij. „Met meneer afgesproken dat hij de rest van de dag zelf zijn medicijnen neemt”, staat bij zondag.
Quaak: „De afspraak was dat ze vier keer per dag komen.”
„Drie weken geleden trof ik hem op de grens van leven en dood”, vertelt Quaak later. „Hij was vermagerd en hapte naar adem.” Quaak belde de dienstdoende huisarts, een vervanger. Die vond het niet nodig om de man naar het ziekenhuis te sturen. „Dat was op dinsdag. Op vrijdag heb ik een ambulance gebeld. In het ziekenhuis werd een dubbele longontsteking geconstateerd.”
Veel wordt over het hoofd gezien, zegt Quaak. „In de zorg gaat alles op de klok. Niemand heeft overzicht.”
Ook de populariteit van het persoonsgebonden budget (PGB) in de wijk baart hem zorgen. Mensen krijgen een geldbedrag waarmee ze zelf zorg in kunnen kopen.
Hij vertelt over een Marokkaanse man die trots kwam vertellen dat de buit binnen was. „Zijn vrouw komt haar bed niet meer uit. Hij had de thuiszorg afgezegd en voor het geld een kokkin ingehuurd. ‘Lekker smullen. Goed voor vrouw, goed voor hele familie’, lachte hij.”
Zelfredzaamheid is een mooi streven, maar slaan we niet door, vraagt Quaak zich af. „In deze wijk staat een batterij hulpverleners klaar om kwetsbare oude mensen uit het bejaardentehuis te houden. Wie wordt daar uiteindelijk beter van?”