Politica Femke Halsema

De wereld van Femke Halsema

Haar hart ligt bij ontwikkelingssamenwerking en internationale politiek, maar als politica is ze vooral bezig met binnenlands gekrakeel. GroenLinks-fractievoorzitter Femke Halsema ergert zich aan het Nederlandse navelstaren, maar ook aan zichzelf. ‘Vroeger sloeg ik in de krant de binnenlandpagina’s over. Nu gebeurt dat steeds vaker bij de buitenlandpagina’s.’ Na twee recente reizen naar India is ze extra gemotiveerd om haar horizon weer te verbreden. Als politica, maar ook in het leven na de politiek. In huize Halsema wordt serieus gesproken over plannen om voor een jaar of vier naar Azië te vertrekken. ‘De Nederlandse politiek is ongelofelijk etnocentrisch.’

Op het bureau van haar werkkamer op het Binnenhof staat een foto waar ze vrolijk van wordt: Femke Halsema dansend tussen een groepje rappende Indiase jongens. Een aandenken aan de reis die ze dit najaar maakte naar India. Haar tweede bezoek in een jaar tijd. Met de fractievoorzitters bezocht ze booming India. Later maakte ze kennis met de arme kant. ‘Ik denk vaak aan India’,  zegt ze terwijl haar blik wegdwaalt van haar overvolle agenda. ‘Het is zo’n intrigerende samenleving.’

Reizen, je blik verruimen is een passie van Femke Halsema.  Met een vriendin maakte ze een fietstocht door Vietnam. Samen met haar vriend bezocht ze Thailand, Indonesië en de Filipijnen. China lonkt ook. Wat haar trekt in Azië? Het levenstempo, het eten, de eigenwaarde van de bevolking. Haar vriend is half Chinees. Daar heeft die fascinatie deels ook mee te maken, zegt ze. Maar Noord-Afrika zou ze ook graag bezoeken. Evenals het Grote Merengebied en Zuid-Afrika. Hoewel. Om daar nou als toerist heen te gaan. ‘Dan zou ik last van gêne krijgen.’

Gêne. Het spat eraf in het dagboek dat Halsema voor NRC bijhield over haar reis naar arm India. Gêne over haar grote, witte aanwezigheid. Gêne over het feit dat ze zich insmeert tegen schurft. Zelfs als ze baalt omdat haar nieuwe huis in Amsterdam blank staat en het keukendak dreigt in te storten, schaamt ze zich voor haar ‘verwende mentaliteit’.

Heb je altijd zoveel last van schaamte in arme landen?

‘Ja, ik voel me ongemakkelijk omdat het verschil tussen onze levens zo groot is. Ik heb nog nooit zoveel armoe en viezigheid gezien als in India. Ik trok een paar dagen op met zwaar-verslaafde meisjes van twaalf. Ze hadden een hele carrière in de prostitutie achter de rug, maar het zijn ook gewoon kinderen die geknuffeld willen worden. Even later, terug in de auto en uit het zicht, smeerden we ons in met ontsmettingscrème tegen de schurft en de luizen. Natuurlijk geneer ik me op zo’n moment. Maar ik schaam me ook over mijn getut met gêne. Mijn reisgenoot Ebru Umar ging steeds meer praten over haar ongemak. Daar schaam ik me dan opnieuw over. Door er steeds over te praten maak je jezelf belangrijk. Hou nou op!, heb ik gezegd. Natuurlijk voelen we ons ongemakkelijk, maar laten we er zo min mogelijk over praten, het hoort er nu eenmaal bij.’

Je bezocht India op uitnodiging van Kinderstem, die ook je reis betaalde. Waarom ging je niet op eigen houtje, zodat je een onafhankelijk oordeel kon vormen?

‘Kinderstem heeft mijn ticket betaald. Dit was de eerste keer dat ik op uitnodiging van een ontwikkelingsorganisatie reisde. Ik had als toerist kunnen gaan, maar dan had ik de armoede alleen vanuit de bus gezien. Nu had ik een entree en heb ik kunnen praten met bewoners van sloppenwijken, met tempelprostituees en mensen die proberen het leven van degenen aan de onderkant te verbeteren. Ik heb veel dalits (kastelozen) ontmoet. In India zijn 250 miljoen dalits, maar tijdens mijn eerste bezoek, met collega-fractievoorzitters, hebben we geen dalit gezien. Het leek alsof ze niet bestonden.’

Tijdens je eerste bezoek maakte je kennis met de elite van India.

‘Dat is het aardige van die twee bezoeken: ik heb twee gezichten van India gezien. De economische groei van India is gigantisch, maar die ontwikkeling is niet onverdeeld positief. Grondstoffen raken uitgeput en de nieuwe elite voelt zich steeds minder verbonden met de armen en de middenklasse. De rijken zijn nauwelijks bereid belasting te betalen. Alle beschermende regels worden opgeblazen. De razendsnelle liberalisering van de markt kan desastreus uitpakken voor de armen. We hebben slechts één leider gesproken die daar vraagtekens bij zette. De elite is enthousiast aanhanger van de triple down theorie: laat ons maar zo rijk mogelijk worden, daar profiteren de armen uiteindelijk ook van. Dat vind ik getuigen van een onverantwoorde naïviteit. India was de afgelopen eeuw een van de weinige ontwikkelinglanden met een democratische structuur en redelijk goed bestuur, maar door de  snelle groei dreigt het hele land ontwricht te raken.’

Je pleit voor hervatting van ontwikkelingshulp aan India. Een paar jaar geleden heeft India de hulp zelf stopgezet. Moeten we hulp opdringen? En waarom zou een land met 8 procent economische groei ontwikkelingshulp moeten krijgen? Kun je niet beter de Indiase elite aanspreken op haar verantwoordelijkheid?
‘Vanzelfsprekend moet je de Indiase elite aanspreken, maar het een sluit het ander niet uit. En er is ook nog zoiets als internationale solidariteit. Ik vind het idioot om daar argumenten voor te geven. Ik ben verbonden met straatkinderen in India en heb daar verantwoordelijkheid voor.Het is ook een kwestie van verlicht eigenbelang. De meeste Nederlandse politici reageren angstig op de groei van India en China: laten we de grenzen dichtgooien.We moeten de werknemers daar juist steunen. Steun hun vakbonden en zorg dat mensen mondiger worden en looneisen gaan stellen. Investeer in eerlijke handel en het slechten van tariefmuren. Dat is de enige manier om te zorgen dat economische groei wereldwijd evenwichtig plaatsvindt.’

Hoe keer je na een reis langs krottenwijken en onaanraakbaren terug in de Kamerbankjes?

‘Dat is lastig. Ik ben altijd internationaal georiënteerd geweest, als je kijkt naar mijn interesses en de boeken die ik las. Mijn hart gaat sneller kloppen van onderwerpen als globalisering, ontwikkelingssamenwerking en internationale verhoudingen. Maar als fractievoorzitter ben ik driekwart van de tijd bezig met binnenlandse politiek. Vroeger sloeg ik de binnenlandpagina’s over in de krant. Tegenwoordig heb ik de neiging om de buitenlandpagina’s over te slaan. Dat irriteert me aan mezelf, en na zo’n reis nog meer. De Nederlandse politiek is ongelofelijk etnocentrisch. Tien dagen na de moord op Theo van Gogh overleed Arafat. Dat was niet meer dan een kort item in het journaal. Goed, hij corrumpeerde aan het eind van zijn leven, maar hij was wel een van de laatste seculiere leiders van het Midden-Oosten. Wat zijn we beperkt, denk ik dan. Dat we ons ook niet realiseren dat een belangrijk deel van onze eigen bevolking om Arafat rouwt.’

Maar juist als fractievoorzitter heb je toch de positie om het buitenland op de agenda te zetten? Ik hoor jou in de Kamer ook vooral over Nederland.
‘Dat beeld klopt niet met de werkelijkheid. Ik heb het vaak over internationale politiek. Tijdens de Algemene Beschouwingen was ik de enige die aandacht vroeg voor ontwikkelingssamenwerking. Ik heb ook harde woorden gesproken over Darfur. In de beantwoording en in het debat gaat niemand daar op in. De media pikken het niet op. Zo verdwijnen die onderwerpen naar de achtergrond. Enorm frustrerend.’

Je zou ook kunnen zeggen: ik stap uit de politiek en ga me bezighouden met kwesties die me echt raken.

‘Als je als lijsttrekker een mandaat van de kiezer krijgt, stap je niet op. Daar ben ik heel principieel in. Ik ben dus weer vier jaar beschikbaar. Ik wil mijn blik wel verruimen en me de komende periode meer als buitenlandwoordvoerder opwerpen. Zodra ik stop als politicus is de binnenlandse politiek over en uit voor mij. Het zou heel goed kunnen dat ik actief word in ontwikkelingssamenwerking of iets ga doen rond globalisering en eerlijke handel. Ook met Afrika zou ik me veel meer bezig willen houden.’

Politiek is compromissen sluiten. En afstand nemen. In je pas verschenen boek Linkse Lentebeschrijf je hoe moeilijk je het daar in het begin mee had.

Het debat over de witte illegalen, in mijn eerste half jaar op het Binnenhof, was een harde les. Een aantal van hen moest vertrekken. Ze gingen in hongerstaking in de Haagse Agneskerk en ik was solidair. Op een gegeven moment zat ik twee dagen per week in die kerk, vaak letterlijk hun hand vast te houden. Maar de hongerstaking dreigde de fatale termijn van veertig dagen te passeren. Ik zag mensen aftakelen. Voor het kerstreces was er nog één Kamerdebat over de zaak. Ik kon niets bereiken. Na het debat moest ik naar buiten om de hongerstakers en hun sympathisanten toe te spreken. De sfeer was grimmig. Ik riep hen op te stoppen met de hongerstaking, doorgaan was naar mijn gevoel volstrekt onverantwoord. Alle woede en teleurstelling richtten zich op mij. Ik voelde me een stakingsbreker en ben huilend teruggerend naar de Tweede Kamer.’

Ben je harder geworden?

Ik voel me niet hard, maar ik heb wel moeten leren dat ik als politicus geen activist ben. Ik moet afstand nemen, alleen al uit zelfbescherming. Ik ga niet meer helemaal op in de mensen voor wie ik op wil komen. Ik moet ruimte houden om compromissen te sluiten. Ik geloof niet dat ik minder links ben geworden. Eerder radicaler en bozer. Vanochtend hoorde ik op de radio een reportage over kinderen in detentie. De schandalige redeneringen die daarbij gevolgd worden! Haal moeder en kind uit detentie als je het gezin zo belangrijk vindt. Ik vind ons land gewoon onbeschaafd geworden.’

Wat doe jij buiten de politiek om je idealen in praktijk te brengen?

‘Weinig. Ik heb zo weinig vrije tijd buiten de politiek. Practice what you preach: daar probeer ik naar te leven. Door keurig geld over te maken naar goede doelen, mijn afval te scheiden en  fair trade te kopen als dat kan. Toen ik uit India terugkwam, heb ik de Dalitvereniging gemaild dat ik inzetbaar ben. Ik vind het shockerend hoe 250 miljoen mensen in India buitengesloten worden, het grootste apartheidssysteem ter wereld. Ze hebben gevraagd wat ik wil doen, maar ik heb nog niets laten horen. Druk, druk, druk, het was campagnetijd’

Je woont in de Transvaalwijk in Amsterdam-Oost, een probleemwijk. Stuur je je kinderen naar de buurtschool?

‘Daar zijn we mee aan het worstelen. Het liefst zou ik mijn kinderen naar een gemengde basisschool sturen, met veel verschillende nationaliteiten. Die heb je niet bij ons in de buurt. Er is een zwarte school. En een hele witte school, iets verderop in de Watergraafsmeer: elitair, met veel BN-ers. Ook niet leuk. We hebben besloten dat onze kinderen naar de buurtschool gaan. Tegelijk proberen we met een groepje ouders de school een beetje witter te maken. Mocht het uiteindelijk problemen geven, dan denken we na over een andere school. Je haalt geen experimenten uit op je kinderen.’

Over principes gesproken. Op internet wordt flink gescholden op de roetwolken uit jouw Mercedes.

‘Toen de kinderen geboren werden, hebben we een Mercedes stationcar gekocht. Hij heeft braaf een katalysator, rijdt 1 op 12 en is in het bezit van mijn vriend. Sinds november 2005 word ik vaker bedreigd en is mijn lust om per trein te reizen verminderd. Toen heb ik er een tijdje in gereden. Nu ik vaker rijd, heb ik hem verruild voor een Toyota Prius, een hybride auto. Ongelofelijk politiek correct. Ach, dat gezeur. Het is hetzelfde gezeur als dat je als GroenLinkser niet zou mogen vliegen. Natuurlijk mag dat zolang je als vervuiler maar betaalt. Wij willen vliegtuigstoelen wat duurder maken om de milieuvervuiling te neutraliseren. Overigens kun je nu ook al geld storten op de rekening van Trees for Travel. Maar mobiliteit is een groot goed. Zelf hou ik erg van reizen. En ik ben bereid daar een eerlijke prijs voor te betalen.’

Je hebt wel eens laten vallen dat je fantaseerde over emigreren. Is dat nog steeds zo?

‘Ja, dat is een terugkerende droom bij ons thuis. We praten er serieus over om ons huis te verhuren en voor een jaar of drie, vier naar Azië te vertrekken. Je kan de rest van je leven zo doorgaan, maar dat is wel erg gezapig. Voor de kinderen zou het ook goed zijn om in een andere cultuur te leven. Het moet gebeuren voor ze twaalf zijn, want ik wil wel dat ze hier naar de middelbare school gaan. Ik ben veertig, ik zit negen jaar in de politiek en ik hoef na de komende vier jaar geen politieke carrière meer te maken. Ik zou wel willen ontdekken of ik het kan: helemaal opnieuw beginnen op een plek waar niemand op je zit te wachten.’


Femke Halsema (1966) is sinds 2002 fractievoorzitter van GroenLinks in de Tweede Kamer. Ze kreeg bekendheid door haar inzet voor asielzoekers en haar oppositie tegen de nieuwe migratiewet van Job Cohen. Van1993 tot 1997 werkte ze bij de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA, en van 1996 tot 1998 bij politiek-cultureel centrum De Balie.

Ditty Eimers

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard en wil je jouw waardering laten blijken? Dat kan!

Waardeer je mijn journalistieke werk?

Doneer en help de onafhankelijke journalistiek.

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard en wil je jouw waardering laten blijken?

Dat kan! Door een bijdrage help je me om dit soort artikelen te blijven schrijven.

Contact