De Surinaamse regering doet graag zaken met China. De bevolking van het Marowijnegebied in Oost-Suriname, waar een Chinese investeerder een grote palmolieplantage mag vestigen, ziet de Chinezen liever gaan dan komen. “Ze komen ons bos kaal kappen.”

In Adjoemakondre, een gehucht in het regenwoud van Marowijne, zit een stokoude, halfnaakte vrouw kastanjes te pellen. Ze woont in een hut van sloophout. Op een kostgrondje in het bos verbouwt ze bittere cassave. Haar afwas doet ze in de kreek die langs het dorp stroomt.

Wat heeft deze boslandcreoolse met China te maken? Steeds meer. Op haar slippers staat made in China, net als op de plastic bak waarin ze haar kastanjes mikt. Haar boodschappen haalt ze in Moengo, een mijnwerkersstadje een half uur verderop. Bijna alle supermarkten zijn overgenomen door nieuwe Chinezen, die nauwelijks een woord Surinaams spreken.

Als het aan de Surinaamse regering ligt, komt China binnenkort nog dichterbij. In 2004 gaf de regering een Chinees bedrijf toestemming voor de aanleg van een palmolieplantage in Marowijne. Het bedrijf mag ruim veertigduizend hectare- zo groot als een derde van het IJsselmeer – tropisch regenwoud kappen om een plantage aan te leggen. Het project gaat 45 miljoen dollar kosten.

President Venetiaan – bijgenaamd Blaka Snesi (de zwarte Chinees)- doet graag zaken met China. China is, anders dan het veeleisende Nederland, gul met giften en zachte leningen, zonder daaraan allerlei voorwaarden te stellen. Peking schonk Paramaribo een prestigieus nieuw ministerie van Buitenlandse Zaken. De douane kreeg speedboten en honderden kilometers wegen werden geasfalteerd met Chinees geld. De Chinese giften gaan nogal eens samen met afspraken over investeringen van particuliere bedrijven in Suriname. Want omgekeerd heeft China grote belangstelling voor grondstoffen die in Suriname ruim voorhanden zijn, zoals tropisch hardhout en goud. En waarom zou Suriname de gulle gever niet ter wille zijn, zoals in het geval van de palmolieplantage? De Chinese miljoeneninvestering is goed voor de nationale economie, zegt de regering. Ook de bevolking van het verpauperde Marowijnedistrict profiteert ervan. Het palmolieproject brengt nieuwe werkgelegenheid en investeringen in wegen en andere infrastructuur. Het is de bedoeling dat er naast de palmolieplantage ook fabrieken komen waar zeep en farmaceutische producten worden gemaakt.

Stipjes in het groen

Maar de bewoners van Adjoemakondre verheugen zich allerminst op de komst van de Chinezen. Kapitein (dorpshoofd) Theo Palata gelooft niet dat ze palmolie komen produceren. “Een afleidingsmanoeuvre. Ze komen ons bos kaalkappen. Zodra ze de buit binnen hebben, zijn ze verdwenen.” Het gekapte hout wordt eigendom van het bedrijf dat de palmolie gaat exploiteren, heeft de regering afgesproken.

Op het enorme eikenhouten bankstel in zijn hut spreidt Palata een plattegrond uit. Hij laat zien waar de palmolieplantage is gepland. Her en der zijn kleine stipjes in het groen getekend: 22 gehuchten van indianen en boslandcreolen, waaronder Adjoemakondre. In totaal wonen er zo’n achtduizend boslandcreolen en indianen in het gebied dat straks wordt gekapt. Op officiële kaarten komen hun dorpen niet voor, daarom hebben de kapiteins zelf een kaart gemaakt.

“Als het bos verdwijnt, zijn we verloren”, zegt Palata. Volledig leven van het bos, zoals vroeger, kunnen de boslandcreolen al lang niet meer. Maar zonder hun kostgrondjes en de opbrengst van jacht en visserij zouden ze het niet redden.

Bovenal is Palata benauwd voor de komst van weer een nieuwe buitenlandse investeerder. Niet zonder reden. Vijftien jaar geleden sloegen de bewoners van Adjoemakondre op de vlucht voor het geweld van de binnenlandse oorlog tussen de regering en het junglecommando van Ronnie Brunswijk. Toen ze terugkwamen was hun dorp omsingeld door bulldozers van bauxietmaatschappij Suralco. De kostgrondjes waren platgewalst. Nog steeds staan bij alle toegangswegen naar het dorp borden met: ‘verboden toegang, concession area of Suralco.’ Het dorp ziet er mistroostig uit. De meeste hutten zijn verlaten. Her en der staan verroeste autowrakken. In Adjoemakondre wonen alleen nog oude mensen en kinderen. De rest is naar de stad vertrokken, om de armoede te ontvluchten. Een brede strook bos rond Adjoemakondre is gekapt en veranderd in een kale, rode vlakte. Het water van de kreek die langs het dorp stroomt is bruin-rood als gevolg van de mijnbouwactiviteiten.

Ter compensatie kregen de bewoners zinkplaten daken op hun hutten. “We hadden liever waterleiding gehad, maar dat vond Suralco te duur”, zegt Palata. “Al die buitenlandse bedrijven zijn alleen uit op eigen gewin”, zegt Palata. Met de Chinezen zal het niet anders gaan, denkt hij.

Zwerfvuil

Twintig kilometer verderop, in het mijnwerkersstadje Moengo, woont meneer Lee. Hij is eigenaar van de Texacogarage. Mismoedig kijkt hij naar het grasveld naast de garage. Dat is bezaaid met zwerfvuil. “Ooit was dit het schoonste stadje van Suriname”, vertelt hij. “De hele dag door werden hier proppen geprikt. Iedereen had werk en we hadden redelijke welvaart.” Maar sinds de binnenlandse oorlog is alles anders. De bauxietmaatschappijen hebben hun activiteiten grotendeels verplaatst naar andere gebieden, waardoor de werkloosheid is gestegen. In het armoedige stadje zie je nog overal sporen van het militaire geweld: kogelgaten, kapotte huizen. De weg naar Paramaribo zit vol gaten en kuilen. In de enige winkelstraat hangen dronken mannen rond. Albina, de naburige grensplaats, is veranderd in een spookdorp waar criminele bendes de dienst uitmaken.

Dit gebied is het domein van ‘prins Ronnie’. Voor de Surinaamse regering was dat jarenlang reden om geen haast te maken met de wederopbouw van het district.

De komst van de Chinese palmolieplantage moet daar verandering in brengen. Moengo en omstreken kunnen eindelijk weer worden opgestuwd in de vaart der volkeren. Meneer Lee heeft er geen vertrouwen in. “Als de Chinezen komen, kunnen onze kinderen hun diploma’s door de wc spoelen”, zegt hij. “De Chinezen pikken onze banen in.” Net als veel andere bewoners van Moengo is hij bang dat de duizenden arbeiders die nodig zijn voor het palmolieproject, uit China worden ingevlogen. Zo gaat dat ook bij andere door China gefinancierde projecten in Suriname. Neem de aanleg van honderden kilometers asfaltweg door de Chinese Dalian Group. Geen Surinaamse arbeider komt er aan te pas. “Dat levert ons geen werkgelegenheid op en we leren er ook niets van”, zegt meneer Lee. In het businessplan van het palmolieproject staan daglonen van 18 SRD genoemd, zo’n 6 dollar per dag. “Daar komt geen Surinamer zijn bed voor uit. Alleen Chinezen zijn zo gek om zich voor zo’n hongerloon af te beulen.”

Pinaren

Ook over de gevolgen voor het milieu maakt hij zich zorgen. “Kijk naar Indonesië, waar enorme palmolieplantages zijn aangelegd. Daar groeit niets meer. Om de haverklap zijn er overstromingen. Dat willen we niet in Suriname.”

Zijn ogen schieten plotseling vuur. “Onze leiders in Paramaribo hebben zich laten compromitteren door China. China scheldt leningen kwijt, legt wegen aan en bouwt overheidsgebouwen. In ruil daarvoor doen de hoge heren ons bos in de uitverkoop.’ Hij somt op welke bodemschatten het Marowijnegebied bezit: hout, goud, bauxiet, diamant. “We zijn schatrijk, maar we pinaren (tobben, red.). De kinderen gaan hier ‘s ochtends met lege magen naar school, omdat de regering alles weggeeft zonder aan de plaatselijke bevolking te denken.”

Al diverse keren heeft de bevolking van het Marowijnegebied gedemonstreerd tegen de komst van de palmolieplantage. Ze riepen leuzen als ‘Wi frede Chinesi’, afgewisseld met het Surinaamse volkslied. De kapiteins van indianen en boslandcreolen – doorgaans geen dikke vrienden- hielden grote vergaderingen, waarin ze de plannen eensgezind afwezen. Om hen gerust te stellen beloofde de regering dat het bos niet in één keer gekapt zou worden. Ook beloofde de regering beperkingen te stellen aan het aantal Chinese arbeiders dat mag worden ingezet. Maar tot nu toe is niet gelukt het vertrouwen van de bevolking te winnen. In april presenteerde de A-combinatie, de politieke partij van Brunswijk, een document met eisen. De A- combinatie, die haar aanhang vooral in het Marowijnegebied heeft, wil harde garanties dat de beloftes worden nageleefd. Er moet een bindende overeenkomst komen tussen de Chinese investeerder en de lokale bewoners.

De minister van Landbouw noemde de eisen onuitvoerbaar. Want al komen de Chinezen snel met geld en investeringen op de proppen, van bemoeienis met de uitvoering van hun projecten moeten ze weinig hebben.

Rantsoen

Door alle bezwaren is het project inmiddels flink achter op schema. “Straks mist het binnenland een miljoeneninvestering die ze in hun gebied kunnen krijgen”, reageerde een gefrustreerde minister van Landbouw. President Venetiaan gaf hem al vorige zomer opdracht opnieuw een poging te ondernemen om de steun van de bevolking te krijgen. Maar sindsdien is het stil. Niemand weet of de deal nog doorgaat.

Sommigen denken dat de Chinezen geduldig afwachten tot de protesten zijn verstomd. In Moengo wordt gefluisterd dat Brunswijk uiteindelijk toch akkoord zal gaan. Als tegenprestatie voor zijn medewerking zou hij het gebied mogen beveiligen. En de kapiteins? Zullen zij zich blijven verzetten? Sonny Waterberg, coördinator van de PAS, een Surinaamse ontwikkelingsorganisatie, heeft er een hard hoofd in. “De kans is groot dat de kapiteins worden overgehaald met geschenken en lapjes grond.” Een oude traditie. “Wat moet ik jullie geven, zodat je mijn plantage met rust laat?’, vroegen de plantagehouders vroeger aan groepen weggelopen slaven. In ruil voor rust mochten ze een boodschappenlijstje opstellen. Die ‘rantsoenrelatie’ bestaat nog steeds, zegt Waterberg. In plaats van de slavenhouders is het tegenwoordig de regering die de boslandcreolen gunstig hoopt te stemmen met kleine concessies. Waterberg: “Het rantsoen heeft tot nu toe altijd gewerkt. Waarom zou het dit keer anders gaan?”

Ditty Eimers

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard en wil je jouw waardering laten blijken? Dat kan!

Waardeer je mijn journalistieke werk?

Doneer en help de onafhankelijke journalistiek.

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard en wil je jouw waardering laten blijken?

Dat kan! Door een bijdrage help je me om dit soort artikelen te blijven schrijven.

Contact